Gepost door: prretje | april 2, 2010

Stinkerd

Achterdochtig gluur ik door de patrijspoort van de wasmachine. Als ik het deurtje opendoe, kijk ik eerst even over m’n schouder. Niemand te zien. Dan stop ik mijn neus snel in de natte was en ruik. En nog een keer maan ik m’n reukorgaan tot actie aan en snuif diep in. Niets meer, pfff.

Donderdagmiddag, een uurtje of vier, nog druk aan de gang met het jaarverslag en ineens golft een misselijkmakende geur door de lucht. Niet weer, hè, schiet ’t gelijk door me heen. De laatste weken heeft het fenomeen stinkbom opnieuw z’n intrede gedaan. Het idee dat deze rotte-eieren-lucht-verspreider in mijn jeugdjaren een vroegtijdige dood is gestorven, blijkt helaas een misvatting. De Katwijkse jeugd strooit er momenteel gul mee rond en de bibliotheek is uitgeroepen tot favoriete ontvangplek.
De deur naar het kantoor wordt opengegooid. “Een stinkbom”, meldt een collega met een gezicht als een oorwurm. Hij grijpt een paar papieren weggooihanddoekjes en beent woedend terug naar de plaats van de lucht des verderfs. Met een wee gevoel duik ik terug in het jaarverslag. Om een paar minuten later dezelfde collega met verbeten trek op zijn mond, op me af te zien komen. “Bel de politie maar. Ik ben het zat. Dit is lokaalvredebreuk”. En net voordat ik ‘m met kalmerende woorden tot bedaren wil brengen, duwt hij iets in m’n hand. “Kijk dan, deze vond ik ook nog, bij de voordeur.” Ik zie een opbollend zakje in de palm van mijn hand. Dan volgt een plotselinge knal, het zakje explodeert en spettert zijn vloeibare inhoud over mij heen: op m’n handen, m’n nieuwe jurkje, m’n lange vest. Ik staar ‘m geschokt aan en weet vrijwel meteen dat de vraag die ik wil stellen, overbodig is. Zijn gezicht spreekt boekdelen. Langzaam maakt hij zich uit de voeten.
In de kantine probeer ik wanhopig met vaatdoeken en afwasspul het ergste onheil af te wenden. Tevergeefs. Ik stink als een bunzing. Een nachtje in een rioolpijp slapen is te verkiezen boven een minuut in mijn omgeving verkeren. Ik ben intussen kotsmisselijk. Van mezelf. Van die indringende, niet te negeren, verre van sensuele lucht die er van me afkomt. Voor iedereen is het de beste oplossing als ik snel verdwijn. Zelfs in de auto moet ik, met de blower op volle kracht, m’n best doen om de inhoud van m’n maag op de goede plaats te houden.

Ik ruik niets meer, ’t is eruit. Maar nu ik mezelf, als een vieze man die snuffelt aan vreemde onderbroeken aan de waslijn, met m’n neus omhoog voor de wasmachine aantref, vraag ik me ineens af waar die kids die stinkbommen vandaan halen.
Zo’n opbollend geurzakje in een broodtrommel, of in een fietstas…  Toch maar eens informeren.


Reacties

  1. wat erg, ik zie het helemaal voor me. moest er ook wel om lachen. gelukkig dat die lucht uit je kleren ging. ben ook benieuwd waar je die dingen kan kopen.
    helaas kunnen we ze geen koekje van eigen geven.
    leuk hoor zo’n blog, ik ga alles lezen.
    prettige dagen en groetjes
    anneke

  2. Als je mij ziet aankomen, ruik je zeker al onraad….?

  3. Je weet nu in ieder geval, dat ik altijd mijn stinkende best doe!


Plaats een reactie

Categorieën